GRAAG TOEGEVEN DAT JE HET NIET BEGRIJPT
Gaan kunst en heldere taal samen?
Kunst is onbenoembaar, wordt wel gezegd. Als de beeldend kunstenaar het in woorden had kunnen uitdrukken, had hij het niet hoeven schilderen. Dat neemt niet weg dat woorden kunnen helpen om een kunstwerk te duiden. Dat is, als er heldere taal wordt gebruikt. Maar kan dat wel, bij beeldende kunst?
Grote lege ruimtes, gewijde stilte, mensen die devoot buigen naar de bordjes naast de kunstwerken – in veel musea voor beeldende kunst hangt de geur van mystiek als een wolk wierook in een katholieke kerk. Ik vind het prima hoor. Feit is dat kunst vaak verwijst naar iets voorbij onze normale menselijke ervaring. De vraag is: laten we het daarbij of moeten we kunst proberen te duiden? En hoe dan, in godsnaam?
Ingepakt drukwerk
Bij kunstcentrum De Appel in Amsterdam stuitte ik eens op een ingepakte stapel drukwerk. Het pak lag bij een paar boorgaten in
de vloer, bovenop was met plakband één voorbeeldvel gelijmd. Ik liep er omheen. ‘Execution’ heette het werk. Dat hielp niet. Ik raadpleegde het begeleidende boekje: ‘Wat is achtergebleven van de vorige tentoonstelling, een vorige tentoonstelling, of die daarvoor of weer daarvoor of daar weer voor, wordt door gerlach en koop gebruikt voor een eenvoudig maar expansief werk dat je als een bevrijding zou kunnen karakteriseren.’
Ik zal er niet te lang flauw over doen. Hoewel zo’n tekst daar wel toe uitnodigt. Van zo’n tekst ga ik in de contramine. Hoezo expansief, hoezo bevrijding? Wat bedoel je? Mis ik iets? En dan zijn er nog niet eens termen gebruikt met -isme of hyper- of post-, waar de kunstkritiek vaak van wemelt.
Hek om de kunst
Nederland heeft sinds kort een nieuw kunsttijdschrift, See All This, waarin op een prettige en heldere manier over kunst wordt geschreven. In het eerste nummer (winter 2016) zegt filosoof Thijs Lijster dat het nadeel van kunstjargon is, dat het mensen buitensluit. “Het zet een hek om de kunst.”
Toch zegt Lijster dat helder taalgebruik in kunstkritiek een onredelijke eis is, zeker sinds kunst innovatief en origineel moet zijn. De kunstkritiek moet telkens zoeken naar nieuwe woorden om de nieuwe ervaringen uit te drukken. Okee, daar kan ik in komen. Kunstkenners onderling hebben die woorden nodig om over nieuwe kunstwerken te kunnen discussiëren. Ik accepteer dat ik daarbij als leek niet alles volg.
Bij de strot
Maar laat de kunstkenners vooral niet uitstralen dat zij alles begrijpen. Laat ze voor Mark Rothko staan en zeggen: ‘Ik snap er geen biet van, dat een paar zwarte vlakken me zo bij de strot grijpen, maar dat doen ze wel. En ik ga een poging doen om uit te leggen waar dat naar mijn idee in zou kunnen zitten.’ Wat mij betreft geven teksten over beeldende kunst vooral woorden aan de verwondering. Dan volg ik ze ineens helemaal.