BOEM PAUKESLAG TUSSEN DE OGEN
Wanneer woorden beeld worden
Taal bestaat allereerst uit klanken. Schrift is de visuele weerslag van die klanken. Het is ontstaan uit de behoefte om taal vast te leggen. Taal wordt dus via het schrift ook beeld. En wanneer woorden beeld worden, ontstaat wat mij betreft de overtreffende trap van taal.
In mijn vorige blog zei ik al dat juist in de combinatie van tekst en beeld iets krachtigs ontstaat, dat die twee elementen samen een extra laag, extra kleur brengen. Tekst en beeld behandelen als twee kampen ('Een beeld zegt meer dan duizend woorden') is dus onzin. Ook omdat tekst – in schrift – namelijk zelf beeld is.
Beeldschriften niet genoeg
Het schrift is drie keer onafhankelijk van elkaar uitgevonden: 5000 jaar geleden in Mesopotanië, 3500 jaar gelden in China en 2000 jaar geleden in Midden-Amerika bij de Maya’s, vertelt Steven Hagers in ‘Het begon met wat tekeningen’ (Onze Taal 2017 – 11). De eerste schriften die ontstonden waren vaak een verzameling afbeeldingen. Als je huis bedoelde, dan tekende je een huis.
Maar beeldschriften alleen kunnen niet alles tonen wat mensen willen uitdrukken, zeker niet als het om abstracte zaken gaat als angst, honger of vrijheid. Daarom zijn tekens ontwikkeld om lettergrepen weer te geven of – nog een stap verder – tekens die ieder voor een andere klank staan. Het bestaan van die schriften is het bewijs dat beeld alleen niet voldoende is. Schrift biedt de mogelijkheid om complexe en abstracte zaken die je in taal kunt uitdrukken vast te leggen.
Versterkte boodschap
Voor het weer een wedstrijd wordt tussen tekst en beeld: het schrift was dan wel een ontwikkeling van de afbeelding af, het is tegelijkertijd ook juist iets visueels. Schrift kan als beeld bijzonder sterk zijn. De tekens kunnen los van hun betekenis puur vanwege hun eigen schoonheid beschouwd worden. De letterbeelden op mijn site – prachtig werk van grafisch ontwerper Bridget Bensdorp – laten dat zien.
Naast letterbeelden zijn er ook beeldende teksten, die behalve beeld ook een verwijzing zijn naar de ‘buitentekstuele werkelijkheid’. Neem de concrete poëzie van Guillaume Appolinaire, waarin hij gedachten niet alleen via schrift overbrengt, maar ook door met typografische elementen een grafische vorm te creëren. Begin twintigste eeuw was dat een revolutie. Of neem ‘Boem paukeslag’, het beroemde gedicht van Paul van Ostaijen uit 1921. Ook daarin versterken de woorden als beeld de boodschap.
Opperste harmonie
‘Boem paukeslag’ was en is een slag tussen de ogen. In het gedicht paart Van Ostaijen auditieve elementen aan visuele elementen. Ofwel, muziek aan beeld. Hoe mooi is het als zo’n beeldgedicht dan hoorbaar wordt, zoals bij Theatergroep Fast Forward. Dan is het cirkeltje helemaal rond. En leven woorden en beelden wat mij betreft voortaan in opperste harmonie.