LAAT DE STILTE MAAR VALLEN
Waarom ik steeds minder te vertellen heb
Ik kan me de dag dat ik mijn eerste training gaf nog zo voor de geest halen. En het gevoel dat ik toen had. Het was een training Snellezen bij Schouten & Nelissen. Bloednerveus was ik. Ik had me op en top voorbereid, het hele verhaal (vier trainingsuren) uitgeschreven en uit mijn hoofd geleerd. Ik wilde zoveel vertellen. Maar een vraag van een cursist, daar had ik moeite mee. Die bracht me van het pad dat ik had uitgestippeld. Vaak parkeerde ik die vraag dan en zei: Ik kom er zo op terug. Ik denk niet dat ik dat altijd deed.
Nu ben ik jaren verder. Laatst gaf ik een training Helder denken, helder schrijven aan een groep van zes mensen. Natuurlijk was ik aan het woord, maar ik hield ook veel mijn mond. Ik wilde horen van de cursisten waar ze tegenaan lopen, wat voor vragen en onzekerheden ze hebben, welke oplossingen ze zelf bedenken. En ik ben zoveel mogelijk daarop ingegaan. Dat is niet iets nieuws, dat is in de loop der jaren ontstaan. Trainen is voor mij steeds minder mijn verhaal vertellen en steeds meer luisteren naar wat de cursist zegt, wat hij kan en wat hij wil.
Het geldt ook voor mijn schrijfwerk. Logisch. Ik doe namelijk veel interviews en die draaien om goed luisteren. Wat wil mijn opdrachtgever voor verhaal en waarom? Wat is het verhaal dat de geïnterviewde te vertellen heeft? Het is een kwestie van goede vragen stellen en dan je mond houden. Zo interviewde ik deze week een bestuurder van een grote organisatie. Hij had mooie opvattingen over management. Hij zei: “Werken met al te grote stelligheden maakt je als manager niet beter.” Ik denk dat dat het is. Er moet ruimte zijn voor de ander.
Mijn streven is dus om steeds minder te vertellen te hebben. Om vooral te luisteren naar de ander. Alleen in deze blog vertel ik dan weer wel mijn verhaal. Hoewel ik hier en nu ook best mijn mond wil houden, hoor. We gaan per slot van rekening naar de tijden van stille nacht. Laat de stilte maar vallen.
Ik wens je een mooie tijd.