SCHRIJVEN IS NIET ÉÉN VAK
Vorige week kreeg ik een mail van een junior communicatieadviseur. Vroeger wilde ze blogger, bladenmaker of journalist worden. Daarom koos ze voor het communicatievak. Maar in de paar jaar dat ze nu werkte, was ze het plezier in schrijven volledig kwijtgeraakt. Haar vraag was hoe ze het plezier weer terug kon krijgen. Mijn vraag was waar ‘het probleem’ precies zat.
Ik belde haar. En al pratende begreep ik dat haar onzekerheid op het gebied van schrijven meerdere lagen heeft. Het heeft te maken met het proces, ofwel de aanpak van het schrijfwerk. “Ik doe eigenlijk maar wat”, zei ze. Verder heeft ze vaak negatieve feedback gehad op haar teksten – opbouw en formulering – en dat had ook niet bijgedragen aan haar zelfvertrouwen. Ze had dus op meerdere gebieden een probleem. En dat is logisch. Schrijven is een vak, zeggen schrijvers wel eens. Was het maar zo, schrijven is meerdere vakken.
Apart opgeslagen
Neem nu het materiaal van de schrijver: taal. In de Volkskrant van 6 september schreef Margreet Vermeulen waarom we soms niet op woorden kunnen komen. In het brein liggen de betekenis van een woord (het is een zo'n groot grijs dier) en de grammatica (het is een ‘de’- woord) apart opgeslagen. En ook vorm (het is een ingewikkeld Latijns woord) en klanken (iets met een i en een o) hebben allebei een apart vakje. En o ja, ik bedoel rinoceros.
Werken met taal
Met andere woorden: taal komt uit de hersenen, maar zit daar niet in één vak. En dan moet het werken met taal nog beginnen, met voor ieder aspect van het schrijven weer een ander deelgebied van je brein: organisatievermogen voor het schrijfproces, structurerend vermogen voor de opbouw, inlevingsvermogen voor het aanspreken van de lezer. Heb je een probleem met schrijven? Dan is allereerst de vraag in welk vak dat zit. Bel me gerust, dan vinden we het samen wel uit. En vervolgens kunnen we daaraan werken.